Verslag kookweekend in Monschau
Vrijdagmorgen 11 maart, mooi weer, schrale wind, ideaal om de duiven te lossen richting Monschau. Aan de oevers van de Rur, door de meesten bekend van de vakwerkhuizen en het ‘Rotes Haus’, is een ochtendwandeling mooi meegenomen.
Waar is de tijd dat we naar de onderwijzer luisterden die de parabel van het mosterdzaadje vertelde. Fraulein Brünnhilde van de Senfmühle ging met de schup rond om eens te laten proeven van dit minuscule basisingrediënt. Mosterdzaad is de meest intense van alle specerijen, nog meer dan peper. Het mosterdzaad zelf heeft geen smaak of geur zolang het niet gebroken is en droog wordt bewaard. Smaken en geuren ontwikkelen zich pas na bevochtiging.
Kenmerkend aan de mosterdplant zijn de felgele bloemen. Een mosterdveld waarvan de planten in bloei staan ziet eruit als een felgeel tapijt, vergelijkbaar met een veld koolzaad. Mosterd wordt gemaakt met verschillende soorten mosterdzaad. Gele mosterd zorgt voor een milde smaak en zwart mosterdzaad (eerder zeldzaam) en bruin mosterdzaad zijn soorten die zorgen voor de scherpe smaak en het pittige aroma van de mosterd. Het overgrote deel van het mosterdzaad komt uit Canada, waar het op enorme oppervlakten wordt geteeld.
Mosterdzaad wordt bevochtigd met azijn. Na het weken wordt het zaad vermengd met het zout en dan verder gebroken, grof gemalen en/of fijngemalen in een historische mosterdmolen van 1882. In vroegere tijden via een watergemaal, tegenwoordig aangedreven met een elektromotor.
De één met een mosterdpot, de andere met een fles aquavit met mosterdsmaak, maakt niet uit, tijd om koers te zetten naar ’De Lange Man’, onze stek in Rohren, boerendorp in de buurt van Monschau.
Na het avondmaal kwam een zielenherder, neef van Frans Van Echelpoel zaliger, nota bene, ons nog een bezoekje brengen. De kapelaan had zijn meid Annet voor een midweek naar Andalusië gestuurd. Beetje teambuilding met collega-meiden om de batterijen op te laden was aan de orde. Och Here, pastoorsmeiden hebben het tegenwoordig ook niet onder de markt!
Het mooie gedicht ‘WAT HELPT’, echt een instant klassieker, van de onlangs overleden Stijn De Paepe kreeg de volle aandacht en als beloning kregen we een natte zegening met een verdacht uitziend kwispelobject.
Gezegend goed en wel kwam good old Willy, meesterverteller, te berde met een resumé van de laatste 20 bijeenkomsten van de kookploeg. Reporter ter plaatse heeft er nog maar 3 meegemaakt. Niks dan positieve reacties van de opgehaalde herinneringen.
Stond dag 1 in de ban van de Senf, dag 2 had een bezoek aan het openluchtmuseum van het Rijnland in Kommern in petto. Nogal vroeg kwamen we aan een immense lege parking. Dat wekte nogal wat argwaan, maar hogerop verscholen in de bossen was er wel degelijk de inkomhal.
Gründliche CSF-controle met pas erbij en nodige mondmaskers om het openluchtmuseum van den Otto einzutreten. Troepjes kippen o.l.v. fiere hanen verwelkomden ons in het openluchtmuseum. Via Luc C., de ‘lingua gallinae’* machtig zijnde, wisten we dat hun gekakel ons diets wilde maken: “Kom maar mee, we laten jullie zien waar u uw ei kwijt kan”.
Het uitgestrekte domein bevat een 70-tal gebouwen (oude boerderijen/molen/ambachtenateliers…). Geen replica’s, wel oorspronkelijke ontmantelde constructies en hier terug opgebouwd. Imkers/wagenmakers/smid(se)… Goed om weten hoe onze voorouders het aan boord legden in vroegere, soms barre tijden.
De Rijnlandse geschiedenis in de periode Franse Revolutie tot WO II is hier mooi uitgebeeld. De Vlaamse uitvinder Leo Baekeland heeft hier zelfs een heel paviljoen. Zijn uitvinding bakeliet heeft een grote verandering in de maatschappij teweeggebracht. Velen van ons (de naoorlogse plastiekgeneratie) hebben nog met de bakelieten telefoon naar het lief gebeld.
Stilaan welletjes, de ene al rapper dan de andere moe geslenterd. De terugtocht werd aangevat in gespreide slagorde naar het hotel waar een goed gevuld buffet klaarstond.
Zondag, 13 maart, na een stevig ontbijt, werd koers gezet naar Ovifat in de buurt van Butgenbach/Robertville.
Van burcht Reinhardstein aan de Warche hadden de meesten wel notie. Een rondleiding was gepland met gids Christa, van origine een Stabroekse kokkin, omgeschoold tot melkmeisje. Opgericht zo een 750 jaar terug door de adellijke familie Metternich aan een belangrijke invalsweg van de Hoge Venen, naar Duitsland. Aangezien alle huisvlijt uit de streek van Malmédy richting Duitsland hier voorbij moest, hadden de kasteelheren hun zaakjes knap bijeen met de vereiste tolgelden.
Een zekere Overloop, historicus en zonderling, is in 1965 begonnen met de heropbouw van de ruïne met hulp van ambachtslieden en vrijwilligers uit de streek en heeft hier de rest van zijn dagen doorgebracht en heeft er zelfs zijn laatste rustplaats. De prof had vrouw en kroost (en comfort) in Brussel achtergelaten om hier als een soort heremiet zijn dagen te slijten in een middeleeuwse burcht.
Wandtapijten brachten de EPC-waarde in de woonruimte een paar punten omlaag. Nogal wat harnassen en ander wapentuig laten vermoeden dat het in die tijd ook niet altijd koek en ei was. Ingrid kreeg zelfs de eer plaats te nemen aan de schandpaal.
De privékapel, met oude kazuifels en beeltenissen, is zeker een bezoekje waard. In de woonkamer van de laatste kasteelheer trok een plank met opgestijfde lonten in de was gedrenkt onze aandacht. Bleek dat dat een goedkope manier was om licht te maken. Gevatte opmerking van Jean-Pierre over het ontstaan van de zegswijze: ‘iemand met een kort lontje’. Gids Christa heeft tijdens de rondgang nog één en ander opgestoken van geschiedenis-expert Willy. Stilaan tijd om nog rap een gerookte forel met bijbehorend kasteelbier te nuttigen en huiswaarts te keren.
Geslaagd weekend, met dank aan Hugo en Riet en de animatoren van dienst voor hun inzet.
*(taal van het pluimvee)
Jaak